De Relationele filosofie deel I, over de mens
I.1. De mens is zijn verstand
Als jonge foetus lijken alle zoogdieren veel op elkaar en op de foetus van
vogels ook. Je ziet dan een lijfje met kopje en kontje, twee armen aan de
schouders en twee benen aan het bekken. Alle zoogdieren hebben als het ware
hetzelfde kernlichaam.

Later groeit er echter bij dieren van alles en nog wat om dat naakte lijf
heen, vachten, veren, schubben, schilden en soms zelfs hele huizen. En er
groeien ook allerlei apparaten aan de ledematen, als hoeven en klauwen aan
armen en benen, snavels aan de mond, horens en geweien op de kop, vleugels aan
de armen enzovoort.
Alleen de mens blijft ook volgroeid nog steeds op de foetus
lijken, blijft eigenlijk puur naakt bestaan wat zijn lichaam betreft.
Dat lichaam maakt ons dus niet verheven boven de dieren. Integendeel, we zijn
eigenlijk het meest dierlijke dier op aarde wat ons lichaam betreft, puur naakt
bestaan, pure biologie, het kerndier.
Het is onze geest die ons anders maakt, mens maakt, of ons verstand of hoe men
dat begripsvermogen van ons ook noemen mag. Zouden we vannacht ineens allemaal
ons verstand verliezen, door een of ander virus, dan waren we morgen weer
gewoon apen, naakte apen. Onhandige apen ook, die weinig kans zouden hebben om
te overleven. Als het koud was, zouden we dan niet meer op het idee komen een
dikke trui aan te trekken, en naast een kast vol warme kleren zouden we dan
kunnen bevriezen.
De mens is dus zijn geest of zijn verstand. De mens begrijpen, is daarom onze
geest begrijpen.
Wat doet onze geest? Hoe werkt ons verstand? Wat is begrijpen? Waarom hebben we
eigenlijk dat verstand?
Dat zijn de meest wezenlijke filosofische vragen. Ook om andere kennis op
waarde te kunnen schatten, moet je eerst weten wat kennis is.
In dit deel I komt eerst het doel van ons verstand ter sprake, het waarom dus.
Deel II gaat over de manier waarop ons verstand werkt.
I.2. Dieren zijn machines, de mens heeft machines
Om de mens te begrijpen, of elk ander ding, moet je niet beginnen met
moeilijk nadenken maar gewoon met makkelijk kijken naar het ding, of zelfs
voelen als dat mogelijk is. En dan moet je niet alleen maar naar het
betreffende ding kijken maar ook naar de omgeving waarin het ding is geplaatst.
Een schoen bijvoorbeeld kan alleen maar worden begrepen als je ook de vorm van
je voet kent en een boot als je ook het water kent.
Laten we daarom eerst eens goed kijken naar de vorm van een menselijk lichaam
en dan met name ons lichaam vergelijken met het lichaam van dieren. Zoals de
vorm van een schoen ons iets zegt over het doel van de schoen, zou de vorm van
ons lichaam ons iets kunnen zeggen over het doel van mens zijn.
Als je een vogel ziet, zie je niet veel meer van de
biologische functies die zich binnen zijn lichaam afspelen. Eigenlijk zie je
dan een machine, een gestroomlijnde vliegmachine. Je ziet een brok techniek als
je een adelaar ziet. Supertechniek ook, want kijk eens naar een vogelveertje.
Iets dat zo licht in gewicht is en toch zo sterk en flexibel, dat kunnen wij
niet namaken.
 |
Ook vachten kunnen we technieken noemen, overlevings-technieken voor de
dieren, en hetzelfde geldt voor klauwen en hoeven als wapens en schoeisel,
hoorns en geweien als wapens en werktuig, slakkenhuizen en schildpadschilden
als bescherming en behuizing, vinnen en vleugels als voertuig enzovoort. En
zelfs als dieren naakt zijn, als slangen, kwallen en slakken, maken ze gebruik
van technieken om te overleven, chemische en elektromagnetische technieken
bijvoorbeeld als gif spuiten en schokken geven.
De biologie zit dus bij dieren veelal verborgen binnen technische hulpmiddelen.
Die biologie, de foetus, zie je pas weer als je dieren ontdoet van al die
uitwendige hulpmiddelen.
Ook planten zijn stukjes techniek. Kijk naar een bloem en
wat zie je? Je ziet dan een schotelantenne, die zich richt naar het licht en
zich ervoor opent.

Door de komvorm en de veelal lichte kleur wordt het opgevangen licht
weerspiegeld en gebundeld in een brandpunt, en in dat brandpunt groeit dan de
vrucht die dus veel warmte en licht ontvangt. Wij bouwen een ontvanger in het
brandpunt van onze schotelantennes, de echte kunstbloemen.
De natuur is een en al techniek, mechanische techniek, chemische en
elektromagnetische techniek, nucleaire techniek ook. En elke techniek is een
relateren tussen tegenpolige vormen, als bout-moer en proton-elektron.
Dieren hebben die technische hulpmiddelen om en aan hun lichaam ook nodig om te
kunnen overleven, omdat ze die overlevings-technieken niet zelf kunnen
verzinnen. Zo naakt als een mens kan geen enkel dier overleven. Zelfs een aap
zou het moeilijk hebben zonder vacht omdat hij niet op ideeën kan komen,
het idee van de jas, trui of deken bijvoorbeeld.
Wij mensen echter hebben geen enkel stukje techniek aan ons lijf, dan
natuurlijk die hulpmiddelen die noodzakelijk zijn voor de primaire biologische
functies als tanden, mond, neus, oren, ogen, nagels, armen en benen. Het haar
op ons hoofd is ook functioneel als bescherming.
En wij kunnen ons die naaktheid, dat uitgekleed zijn tot puur naakt bestaan,
ook veroorloven, omdat we immers dat verstand van ons hebben, waarmee we de
technieken in de natuur zien en dan kunnen nabootsen.

Wij hebben geen vaste vacht nodig en ook geen hoorns, geweien, vleugels
enzovoort, omdat we met ons verstand een bontmantel zien in een berenvacht, een
wapen in een stok, een plank in een boom, een huis in planken, een vliegtuig in
een vogel, een wiel in een rollende en een boot in een drijvende boom, de
stoommachine in de deksel die klappert op de pot met kokend water
enzovoort.
Dieren zijn technieken, wij mensen hebben onze
technieken. Ofwel, dieren zijn cultuur, cultuur van de natuur, wij
mensen hebben cultuur, en zijn zelf puur natuur.
Zoals de vorm van een schoen ons alles zegt over het doel van de schoen, zo zou
de vorm van de mens ons iets kunnen zeggen over ons doel. Dus wat is het doel
van naakt en pure biologie zijn?
I.3. De handige en verstandige naaktheid van de mens
Waarom zijn we eigenlijk naakt? Filosofen, met name wijsgerig antropologen,
hebben zich die vraag natuurlijk ook gesteld en hebben vele verschillende
antwoorden verzonnen .
Sommige antropologen zijn van mening dat de mens naakt is omdat hij dan beter
kan zweten, zijn lichaam beter kan koelen. Toen de mens zijn verstand begon te
ontwikkelen, durfde hij zich ook te begeven ver van de veilige bomen waarin hij
als aap altijd kon vluchten. En op het kale land ging hij toen op jacht.
Echter jagen is gevaarlijk, terwijl de mens niet sterk is. En dus heeft de mens
dan maar één wapen als de jacht te gevaarlijk dreigt te worden en
dat is zo snel mogelijk vluchten. Maar als je een dikke vacht hebt, kan je de
warmte niet goed kwijt en dus niet snel sprinten, niet langdurig in elk
geval.
Daarom is de mens naakt, volgens die wetenschappers, omdat je dan beter kunt
transpireren, over een betere koeling beschikt dus.
Andere antropologen bedachten een ander antwoord op de vraag naar het waarom
van de naaktheid van de mens. Volgens hen is de allereerste mens in de buurt
van water tot ontwikkeling gekomen en als jager ging hij toen ook op zoek naar
voedsel in het water, vissen dus. En als je op jacht bent naar vissen, dan is
een dikke vacht erg onhandig. Volgens die wetenschappers zijn we daarom zo
naakt geworden, dus om beter te kunnen zwemmen.
Ik vind die verklaringen nogal ver gezocht. Volgens mij is de mens naakt,
simpel omdat dat hoort bij het hebben van een verstand. Met ons verstand zien
we een jas in een vacht, en ons verstand is dus eigenlijk al onze vacht, de
bouwtekening ervan. Ons verstand is ook al ons wapen, ons huis enzovoort.
Zouden we zowel een verstand hebben als een vaste vacht en nog meer technische
hulpmiddelen aan ons lijf, dan zou dat als het ware dubbelop zijn.
We zouden zo'n vaste vacht ook allemaal als overbodig ervaren, als onhandig en
onverstandig. Allerlei soorten kleren voor allerlei omstandigheden in de kast
of koffer is immers veel handiger en verstandiger.
Naakt zijn is dus heel natuurlijk voor wezens met een verstand. En omgekeerd,
een denkend wezen met een vaste vacht zou erg onnatuurlijk zijn. Mogelijk
bestaan er nog meer wezens met een verstand in de kosmos en ik denk dat het
allemaal naakte wezens zullen zijn, dus zonder overbodige technische
hulpmiddelen aan hun lijf. Die mensen in een vogellijf die wel voor komen in
sciencefiction verhalen hebben het niet makkelijk met al die overbodige ballast
aan hun lijf.
Volgens sommige wijsgeren is de mens een nogal gebrekkig wezen, zo naakt en
zonder andere hulpmiddelen aan zijn lijf. Echter in wezen is die naaktheid van
ons buitengewoon handig en dus eigenlijk onze kracht. Zouden we een vaste vacht
hebben dan waren we pas gebrekkig.
Naakt zijn, puur naakt bestaan zijn, is geen gebrek als je over een verstand
beschikt. Integendeel, want alleen naakt pas je overal in, in een duikpak of
poolpak, in sandalen of bergschoenen, in een helikopter of onderzeeër
enzovoort.
We hebben dus een zeer handige en intelligente lichaamsvorm die heel goed past
bij onze leefomgeving. De hele wereld, en zelfs de ruimte, is onze leefomgeving
terwijl dieren altijd gebonden zijn aan beperkte omstandigheden, de lucht, het
water, de bomen, de woestijn, de kou enzovoort.
De vorm van dingen vertelt ons alles over het doel van dingen. Is naakt bestaan
zijn het enige doel van leven voor een mens?
Wat is het gevolg van naakt zijn in combinatie met een verstand? Dan ben je
vrij.
I.4. De mens als enige vrije vogel
Soms willen we zo vrij zijn als een vogel. Maar een vogel is niet vrij maar
gebonden aan de lucht.
Gelukkig maar dat de vogel niet over een verstand beschikt. Want stel je maar
eens voor, een mens zijn in een vogellijf. Dat zou verschrikkelijk zijn. Je
bent dan als een piloot die zijn hele leven lang, dag en nacht, zit vast
gekluisterd aan de stoel van de cockpit van zijn vliegmachine, met handen,
voeten en met het hoofd.

Dat is erger dan de ergste gevangenis. Je zou dan allerlei ideeën en
plannen hebben maar ze niet kunnen uitvoeren. Je zou willen zwemmen, willen
lopen en fietsen, maar dat kan niet omdat je gekluisterd bent binnen je
machine. Je zou van alles willen maken, maar je kan je handen niet
gebruiken.
Gelukkig dus maar dat de vogel geen verstand heeft. Een vogel uitrusten met een
verstand, dat zou zeer wreed zijn van Moeder Natuur, tegennatuurlijk als het
ware.
Wat voor de vogel geldt, dat geldt natuurlijk voor alle dieren, de vis is
gebonden aan het water, de ijsbeer aan de kou enzovoort.
Dieren zijn niet vrij maar altijd gebonden aan beperkte en beperkende
omstandigheden.
Alleen de mens is vrij, vrij van overbodige ballast aan zijn lijf,
zodat hij vrij is om van alles aan en weer uit te trekken, zomer- of
winterkleren, sandalen of bergschoenen enzovoort. En hij heeft zijn handen vrij
zodat hij daarmee van alles kan aanpakken, van alles kan doen en maken.
We hebben eigenlijk een zeer handig lichaam, een verstandige lichaamsvorm
ook.
De vogel is niet vrij, maar merkt daar gelukkig niets van, want wat niet weet,
dat niet deert. De mens is de enige vrije vogel in de natuur, vrij van
overbodige ballast aan zijn lijf, vrij omdat hij over een verstand beschikt
waarmee hij allerlei hulpmiddelen kan verzinnen, zodat hij overal kan
overleven, niet alleen op het land maar ook op en onder water en in de lucht en
zelfs in de ruimte.
En om die vrijheid draait het leven ook voor de mens, denk ik. En wat houdt dan die vrijheid in? Een begrip als vrijheid moet je
natuurlijk niet al te veel gaan invullen, want dan is het geen vrijheid meer.
Wij zijn vrij om van alles te ontdekken, vrijheid ook te ontdekken.
Ik wil nu wat samenvatten. Om dingen te kunnen begrijpen, ook de mens, kan je
het beste eerst eens gewoon naar de vorm van het ding kijken, in samenhang ook
met de omgeving. Nu we dat hebben gedaan, begrijpen we de handige en
verstandige naaktheid van ons lichaam. Alleen met een naakt lichaam kan je een
vrij wezen zijn, mits je iets als een verstand hebt.
We hebben nu ook het doel van ons verstand gezien, als een instrument dat we
gebruiken om een jas in een vacht te zien, een schoen in leer enzovoort.
Er is dus duidelijk een intieme relatie tussen ons verstand en ons naakte
lichaam. Het gevolg van beide, van de combinatie van de twee, is dat we vrij
zijn, vrij van en vrij tot. En omdat vrijheid het gevolg is, zou het heel goed
ook het doel kunnen zijn van leven voor een mens.
I.5. De relatie tussen lichaam en geest
Een groot probleem in de Westerse filosofie wordt het lichaam-geest probleem
genoemd, de vraag naar de verhouding tussen ons lichaam en onze geest. Met ons
lichaam staan we midden in de natuur, dat ervaart elk mens als een feit aan den
lijve. Maar wat is dan die geest van ons? Waar komt die vandaan? Dat is het
lichaam-geest probleem.
Over het algemeen zien Westerse filosofen een kloof tussen lichaam en geest,
materie en idee. Meestal zouden ze die kloof eigenlijk niet willen zien, willen
overbruggen. Maar hoe dan?
Dat lichaam-geest probleem is eigenlijk het geest probleem, vind ik. Het is
met name die geest van ons die we niet begrijpen. Waar plaatsen we die geest?
In een boven-natuur of gewoon in de natuur?
In elk geval is er geen kloof tussen het feit dat we een
naakt lichaam hebben, dus nog steeds zijn als de foetus, en het feit dat we
over een verstand of geest beschikken. Het een past heel goed bij het ander.
Bij een verstand hoort een naakt lichaam, en omgekeerd, als je een naakt
lichaam hebt, dan is iets als een verstand noodzakelijk om
overlevings-technieken te kunnen zien en maken.
Ik wil hiermee overigens niet zeggen dat het lichaam-geest probleem nu is
opgelost. Ik kom daar in deel II op terug als ik schrijf over de werking van
ons verstand.
I.6. Over het doel van ons verstand
Waarom eigenlijk hebben wij mensen een verstand? Waarom zijn we niet gewoon
onverstandige apen gebleven met een vacht en een staart? Eigenlijk heb ik die
vraag al beantwoord. Toch maar dit hoofdstuk.
We hebben een verstand om vrij te zijn, denk ik. En vrij zijn we omdat we met
ons verstand allerlei technische hulpmiddelen voor allerlei omstandigheden
kunnen verzinnen zodat we in bijna alle omstandigheden kunnen leven,
overal.
Vrij zijn we ook omdat we zo naakt zijn, vrij van overbodige ballast aan ons
lijf. En als je zo naakt bent, dan is een verstand ook noodzakelijk.
Dus in elk geval is dat een van de doelen en functies van ons verstand, het
kunnen verzinnen van overlevings-technieken. Dat is het voornaamste doel zelfs.
Weliswaar kunnen we met ons verstand ook gedichten maken en schilderen,
componeren, musiceren en filosoferen. Maar dat kan pas als we ons eerst een
veilig onderkomen hebben bezorgd.
Dat ontdekken van overlevings-technieken is dus duidelijk de primaire functie
van ons vertand, de basis van al het andere.
En in die zin heeft ons verstand dezelfde functie als de vleugels van de
vogel, de vacht van de ijsbeer of de kracht en slurf van de olifant. Verschil
is slechts dat dieren gebruik maken van vaste hardware aan hun lijf, terwijl
wij in ons verstand over de software beschikken, de bouwtekeningen.
Verschil is dan natuurlijk ook, dat wanneer je het met vaste hardware moet
doen, je als het ware een keuze moet maken. Kies je voor vleugels aan je armen,
dan past de ijsberenvacht daar niet zo bij.
Beschik je over de software, de ideeën van allerlei technieken, dan kan
je echter een hoofd vol ideeën hebben, en als gevolg daarvan ook over
kasten, garages, schuren en hangars vol met hulpmiddelen beschikken voor
allerlei omstandigheden.
Het doel van ons verstand lijkt me nu duidelijk. We hebben het nodig om
overlevings-technieken te kunnen verzinnen.
I.7. Het betrekkelijke van kennis
Als een introductie tot deel II over hoe ons verstand werkt, eerst iets over
het betrekkelijke en zelfs het subjectieve van kennis en waarheid.
Relaties zijn erg belangrijk in de relationele filosofie. Alleen als je de
relaties tussen de vormen van de dingen ziet, kun je de dingen plaatsen en
begrijpen.
Stel je voor dat er op een andere planeet ook wezens leven met een verstand
vergelijkbaar met dat van ons. Als de natuur verstandig is, zullen dat ook
naakte wezens zijn, zonder vachten, veren, hoeven en dergelijke. Maar hun
lichaam hoeft dan natuurlijk niet op dat van ons te lijken. Het zouden
bijvoorbeeld eivormige wezens kunnen zijn van een halve meter hoog die zich
stuiterend over hun planeet bewegen, met één veelzijdig zintuig
en een of enkele werkarmen.
Stel vervolgens dat we met een ruimtevaartuig een lading
menselijke gebruiksvoorwerpen naar die planeet sturen, dus een broek, een
paar schoenen, een bril, een fiets enzovoort.
Die andere mensen zullen dan niet veel begrijpen van al die dingen. Ja, ze zullen de innerlijke werking van de fiets kunnen begrijpen, het
principe van het wiel en van ketting en tandraderen en bout en moer. En ze
zullen de lens zien in een brilleglas.
Maar waar dienen die dingen toe? Dat zullen ze zo een, twee, drie niet kunnen
begrijpen.
De fiets als vervoermiddel voor de mens kunnen ze pas dan begrijpen als ze ook
een afbeelding zien van de aardse mens die met zijn kont op het zadel past, met
zijn voeten op de pedalen en met zijn handen aan het stuur.
 |
En stel dat ook de omstandigheden op hun planeet heel anders zijn dan op
aarde, een geringere zwaartekracht bijvoorbeeld, een hogere of lagere
temperatuur, een andere samenstelling van de atmosfeer, een ander licht van hun
zon. Dan zullen die eivormige mensen ook niet veel begrijpen van de functie van
aardse levende wezens omdat onze vogel daar niet kan vliegen, onze vis daar
niet kan zwemmen en onze bloem zich daar niet opent, vanwege die andere
omstandigheden.
Zoals men de vorm van ons lichaam moet kennen om onze gebruiksvoorwerpen te
kunnen begrijpen, zo moet men de aardse omstandigheden kennen om onze planten
en dieren te kunnen begrijpen.
Dat soort kennis ('Dat is een fiets' 'Dat is een bloem') is dus relatief en
zelfs vaak subjectief, typisch aardse en menselijke kennis en waarheid.
Meer over kennis in deel II.
Jan Helderman
eind 1999 - begin 2000
 |