De Relationele filosofie deel II, over kennis
II.1. De manier waarop we begrijpen
De functie van ons verstand of minstens een zeer belangrijk doel ervan,
lijkt me duidelijk. We zijn naakt, vrij van technische hulpmiddelen aan ons
lijf, en dus is het noodzakelijk dat we zelf overlevings-technieken verzinnen,
en om dat te kunnen doen is een verstand nodig.
Maar hoe doen we dat? Hoe gaat dat begrijpen van ons in zijn werk?
Die eivormige mensen zullen onze fietsen, stoelen en broeken niet gemakkelijk
kunnen begrijpen omdat die gebruiksvoorwerpen niet passen bij de vorm van hun
lichaam.
Om dat soort dingen te kunnen begrijpen, is dus meer nodig dan zien van de
dingen alleen.
Dat soort dingen zijn alleen dan te begrijpen als we nog een tweede vorm zien
die er bij past, de aardse mens op de fiets, de aardse vis in het aardse water
enzovoort.
Begrijpen is in deze voorbeelden dus gewoon zien van relaties, zien van
vormen die bij elkaar passen. En volgens mij is begrijpen altijd niets meer dan
zien van relaties, zien van vormen die bij elkaar passen.
Apen zien ongetwijfeld ook schoenen en ze zien hun voeten. Echter ze zien niet
het verband tussen de vorm van hun voeten en de vorm van schoenen. Mogelijk dat
ze die relatie toevallig ontdekken of dat wij hen dat kunstje leren zoals ze
ook andere technieken bij toeval kunnen ontdekken, maar dat is iets anders dan
begrijpen.
In elk geval zien wij mensen meer relaties dan apen zien. Wij zien bijvoorbeeld
een kale boomstam van een helling rollen, of we zien diezelfde boomstam drijven
op het water en de aap ziet dat ongetwijfeld ook. Maar wij zien meer, kijken
verder. We zien een wiel in die rollende boomstam en een boot in de drijvende
boom.
Apen zien niet het wiel in die rollende boom, anders hadden ze het wiel lang
geleden al uitgevonden of zouden alsnog werkplaatsen gaan inrichten en
ontsnappen uit de dierentuinen. Apen kunnen technieken gebruiken, kunnen zelfs
wel ont-dekken wat voorhanden is, maar niet iets nieuws verzinnen, denk ik.
Wij zien in elk geval meer verbanden, veel meer .
II.2. Begrijpen als simpel zien van relaties
Begrijpen is dan een nogal simpele bezigheid eigenlijk, waarvoor je niet
geleerd hoeft te zijn. Het wiel zien in een rollende boom is niet zo moeilijk
want in feite is die rollende boom ook een wiel, zoals de drijvende boom in
feite een boot is en de vogel een vliegtuig.
Waarom ziet de aap dat niet? Terwijl elk mens met een gezond verstand
dergelijke relaties ziet, zonder over kennis in de zin van geleerdheid te
hoeven beschikken.
Want stel dat we die lading menselijke gebruiksvoorwerpen niet afleveren op een
andere planeet maar aan parachutes bij een aardse mensenstam die nog nooit
(moderne) techniek heeft gezien. Die mensen zullen dan best even verbaasd staan
kijken naar onze broeken en schoenen en nog verbaasder naar de fiets.
Maar al snel zal iemand de vorm van zijn voeten zien in de
schoenen en ze dan aantrekken, zoals ze ook in de spijkerbroek zullen
stappen. En zelfs de fiets zullen ze, zonder cursus, gaan begrijpen; je hoeft
er niet eens taal voor te kennen. Ze zullen het principe van het wiel begrijpen
dus gewoon het rollen ervan zien. En vroeg of laat (vroeg denk ik) zal iemand
zeker ook zien dat hij met zijn kont op het zadel past, met zijn voeten op de
pedalen en met zijn handen aan het stuur. En binnen enkele dagen zal iemand van
hen vrolijk rond fietsen.
Ook de inwendige techniek van de fiets, de relaties tussen de onderdelen,
zullen ze, simpel door goed te kijken, gaan begrijpen, de as die in de naaf
past, de ketting die over de tandraderen rolt, de moeren die op de bouten
passen. En zonder ook maar enig boek te hebben gelezen, zullen enkelen onder
hen al doende en kijkend monteurs worden.
En als ze de fiets kennen, kunnen we ze de bromfiets sturen, met het nodige
gereedschap erbij en ook die zullen ze uit elkaar gaan halen en weer in elkaar
zetten en gaan begrijpen.
Begrijpen is dus een nogal simpele bezigheid eigenlijk, gewoon zien dat vormen
bij elkaar passen.
Blijkbaar ziet niet elk mens dezelfde relaties. Sommige van ons zijn vooral gericht op relaties in geluiden, andere mensen
kijken liever naar relaties in materialen, of in kleuren, of in voedsel, of
naar relaties tussen mensen, of tussen dieren enzovoort.
En relatiepatronen kunnen ook ingewikkeld zijn. Elk deel van het patroon (bout
en moer bijvoorbeeld) kan dan gemakkelijk door iedereen worden begrepen,
terwijl niet ieder mens het patroon in zijn geheel kan overzien.
Je kan dat natuurlijk leren, je vermogen om relaties te zien verbeteren. Maar
zelfs dan zal er altijd een verschil in intelligentie blijven bestaan, denk ik,
zoals we ook verschillen in de gevoeligheid van onze gewone zintuigen.
II.3. Taal, wiskunde en dergelijke
Dingen op zich zijn zelden of nooit te begrijpen. Altijd als we iets
begrijpen, een bloem, een vis, een schoen, een bout enzovoort, zien we nog iets
anders in de omgeving dat bij de vorm van dat ding past. En als u zoiets niet
ontdekken kunt, zult u het betreffende ding niet kunnen plaatsen, niet kunnen
begrijpen. Dat ding zal dan voor u niets meer zijn dan een betekenisloos ding,
een naamloos object .
Kijkt u maar om u heen naar alles wat u begrijpt. U ziet dan een ding met een
vorm en ziet iets in die vorm, een andere vorm in de omgeving die erbij past en
daarom begrijpt u. Als het om menselijke gebruiksartikelen gaat, dan is die
andere vorm altijd mede ons lichaam. 'Mede' schrijf ik omdat die
gebruiksartikelen ook nog naar iets anders verwijzen, zoals de schroevendraaier
zowel naar onze hand als naar de schroef verwijst. Onze gebruiksartikelen en
ook onze kleren bemiddelen tussen ons en onze omgeving.
In deze voorbeelden is begrijpen dus een concrete activiteit. Je kan
ideeën als van de schroefdraad als het ware grijpen, door bout en moer te
betasten, of het idee van de schoen door er in te stappen. Dat voelen is het
hele idee, dat is ons begrip.
Soms zijn die vormen minder solide zoals de vorm van het licht dat de bloem
open doet gaan, of de vorm van water en lucht die bij de vis en de vogel
passen. Maar ook dan zien we vormen die bij elkaar passen en daarom begrijpen
we.
Maar hoe zit het dan met abstractere kennis, abstracter begrip? Taal
begrijpen bijvoorbeeld of wiskunde?
Is het begrijpen van taal en wiskunde ook simpel zien van vormen die bij elkaar
passen? Ja lijkt me, zij het dat begrijpen daar dan als het ware via een omweg
gebeurt.
In elk geval kan elk mens, een kind ook, een stoel of fiets herkennen in een
tekeningetje van een stoel of fiets. Dat kind herkent dan de vorm van de echte
fiets in de vorm van de tekening. En op die manier zouden we ook een taal
kunnen construeren, en de Chinese taal heeft daar nog iets van weg. Ook dan is
begrijpen, taal begrijpen dus, gewoon zien van vormen die bij elkaar
passen.
En omdat we over dat vermogen beschikken, bij elkaar passen van vormen kunnen
zien, daarom kunnen we de tekening ook wat abstracter maken. Elk mens zal in
een luchtfoto zijn eigen huis in zijn eigen straat herkennen. En omdat we dat
kunnen, kunnen we die luchtfoto ook wat abstracter maken door er een
stratenplan van te maken, een landkaart dus. In de foto herkennen we de echte
werkelijkheid, in de kaart herkennen we de foto.
Begrijpen gaat dan als het ware via een omweg, via een tussenstap of via
meerdere tussenstappen, maar blijft simpel zien van vormen die bij elkaar
passen.
Zo ook kunnen we de taal wat abstracter maken, bijvoorbeeld door niet de
concrete dingen er in weer te geven, maar de klanken waarmee we die dingen
aanduiden. Er zijn duizenden verschillende dingen. Echter er is slechts een
beperkt aantal klanken waarmee we al die dingen aanduiden, a e i o u als
klinkers bijvoorbeeld.
Door ons te beperken tot die klanken, kunnen we de omvang van de geschreven
taal dus aanmerkelijk beperken. De scherpe sissende S klank kunnen we aanduiden
met het teken S, de open ronde O klank met het teken O enzovoort. En als we
eenmaal die afspraak met elkaar hebben gemaakt en hebben geleerd, hoeven we een
huis, stoel of fiets niet meer te tekenen in de taal, maar kunnen we volstaan
met de tekenreeksen 'huis', 'stoel' en 'fiets'. Of we doen het op een digitale
manier met alleen de tekens 0 en 1.
Maar de basis van het begrip van taal blijft dan, simpel zien dat vormen bij
elkaar passen.
Ook begrijpen van de inwendige structuur van taal is zien van vormen die bij
elkaar passen, lettervormen in dit geval, de medeklinkers die de klinkers
omvatten in een woord, naamwoorden die met elkaar verbonden zijn via een
werkwoord, zinnen die samen een alinea vormen enzovoort. Als we een onbekende
vreemde taal zien, zien we ook de lettervormen, maar niet de relaties tussen
die vormen.
Ook taal begrijpen is dus gewoon zien van vormen die bij elkaar passen, een
simpele bezigheid dus, zij het dat vormen ingewikkeld met elkaar verweven
kunnen zijn. Het ingewikkeld zijn van taal of van bijvoorbeeld een
bouwtekening, een stadsplattegrond, een machine enzovoort maakt het daarom nog
niet moeilijk.
Hoe ingewikkeld de kluwen vaak ook is, het blijft in vele zo niet alle gevallen
een geheel dat is opgebouwd uit simpele onderdelen. Doorvorsen van de
ingewikkelde kluwen kost dan tijd en soms zelfs veel tijd, maar 'veel tijd
vergen' is iets anders dan 'moeilijk zijn'. En zelfs als het ons niet lukt de
kluwen te ontwarren, betekent dat nog niet dat we te maken hebben met iets zeer
moeilijks. Ook een wanhopig in de knoop geraakte knot wol, blijft een simpele
draad met een heleboel simpele knopen erin .
Zo ook gaat ons begrip van wiskunde in zijn werk. Als we 3 bomen zien of 3
mensen of 3 olifanten enzovoort, dan herkennen we daarin iets
gemeenschappelijks, namelijk het drietal dat we dan weer kunnen geven door het
teken III. En omdat we in III een drietal zien, kunnen we III ook abstracter
weergeven in het teken 3 of op een digitale manier. Zo kunnen we tekens
verzinnen voor bij elkaar optellen, van elkaar af trekken, vermenigvuldigen,
delen, kwadrateren enzovoort.
De basis van wiskundig begrip blijft echter altijd, zien van bij elkaar
passende vormen in de echte werkelijkheid, waarin een 3 meter hoge boom nu
eenmaal 3 keer zo lang is als een 1 meter hoge boom en waarin je 3 stukken van
1 meter over houdt als je de boom in 3 gelijke stukken zaagt enzovoort.
En in de praktijk zien en meten we ook dat elk rond
ding een omtrek heeft die (pi) keer zo lang is als de middellijn of diameter. Zo
ook kunnen we in de praktijk op meten dat alle driehoekige dingen met een
rechte hoek op elkaar lijken wat betreft de verhoudingen tussen de zijden van
die driehoek en zo ontdekken we de stellingen van Pythagoras.
Alle wiskundige relaties zijn op deze manier ont-dekt, in de natuur dus, en
hetzelfde geldt voor alle natuurkundige en technische relaties.
Wiskunde is dus eigenlijk geen menselijke uitvinding of schepping, maar bestaat
gewoon in de natuur in de relaties tussen vormen. We hoeven die relaties alleen
maar op te meten en in kaart te brengen.
Eigenlijk is de menselijke creativiteit geen scheppend
vermogen maar een vermogen om de relaties die tussen vormen in de natuur
bestaan te zien en te kopiëren. Alles bestaat in de natuur, muziek,
poëzie, kunst, wiskunde, natuurkunde enzovoort.
En natuurlijk kunnen we de onderdelen dan op nieuwe manieren ordenen, precies
zoals de natuur dat doet. We zien de creativiteit van de natuur en bootsen dat
na, gebruiken de scheppende kracht van de natuur in onze eigen
herscheppingen.
We zien bijvoorbeeld dat het proton-elektron paar de mogelijkheid in zich draagt van vele verschillend gevormde atomen en
moleculen. En nadat we dat hadden ontdekt, dus dat elektromagnetische
relateren, begonnen we met onze chemische experimenten. En alles wat we dan
ontdekken, ook in de toekomst, bestond al in dat eerste proton-elektron paar,
als een mogelijkheid.
We zijn geen scheppers maar slechts arrangeurs, ordenaars, zelfs als we een
nieuwe melodie componeren. We hoeven alleen maar te ont-dekken, te
ont-sluieren, te ont-hullen, te ont-wikkelen ook.
We zijn in elk geval niet de uitvinders van elektriciteit, magnetisme, vuur,
warmte, bevriezen, verdampen, licht, wind, gewicht, geluid, kleur, drijven,
rollen, druk, weerstand en dergelijke, en dat zijn de echte bouwstenen van onze
technieken.
Dus zelfs begrijpen van het meest ingewikkelde ding is een eenvoudige
bezigheid, zien dat vormen bij elkaar passen. En een wetenschapper die de
diepste geheimen van het leven en de werkelijkheid wil ontrafelen, probeert
eigenlijk relaties te ontdekken tussen de vele verschillende feiten en vormen
die hij ziet.
Elke nieuw ontdekte relatie heeft meer eenheid in ons begrip tot gevolg. En
uiteindelijk willen we de 'bouwsteen' ontdekken en natuurlijk ook begrijpen,
die alles maakt. Deze ultieme bouwsteen is de relatie zelf, denk ik .
En zelfs in onze meest abstracte gedachten blijven we verbonden met de echte
wereld en zijn grijpbare relaties. We kunnen een tien-dimensionale wiskunde
bedenken. Maar ook dan is ons begrip gebaseerd op ons lijfelijk ervaren van
dimensies. Aan den lijve ervaren we omvang, afmeting, grenzen, binnen en
buiten, op en neer, groot en klein, ver weg en dichtbij enzovoort. Omdat we aan
den lijve 3 dimensies ervaren, daarom kunnen we ons ook een 2 dimensionale
wereld voorstellen of een 4 of 10 dimensionale wereld.
II.4. Het betrekkelijke van waarheid
Niet alleen is begrijpen volgens mij een simpele bezigheid, zij het dat de
kluwen die we willen ontwarren vaak erg langdradig kan zijn. Ook zijn de
waarheden waar we zo heilig en rotsvast in geloven, vaak maar betrekkelijke
waarheden. De broek of schoen is niet absoluut een broek of schoen, maar alleen
voor wezens met voeten en benen als wij hebben. En ook een bloem of vogel is
maar betrekkelijk een bloem of vogel, alleen in omstandigheden die lijken op de
aardse omstandigheden.
 |
Veel kennis is dus niet objectief maar, als het menselijke
gebruiksvoorwerpen betreft, subjectief en in elk geval relatief in bijna alle
andere gevallen. Een moer is een moer, omdat we ook bouten kennen, een elektron
is negatief omdat er ook positieve protonen bestaan, de man is man omdat er ook
vrouwen zijn enzovoort.
Zonder het bestaan van die tegenpolen, bestaan die dingen zelf ook niet, hebben
in elk geval geen functie of betekenis; een moer is dan niet meer een moer,
maar hooguit nog een ding of ring.
Zonder relaties zou er slechts betekenisloze massa zijn, zelfs maatloze massa.
De betekenis van dingen is daarom altijd relatief, gelegen in een relatie met
andere dingen .
Welke oordelen kunnen we dan wel objectief waar noemen of absoluut, waarachtig
dus in alle omstandigheden en bezien vanuit elk denkbaar gezichtspunt?
Eigenlijk geldt dat alleen voor de wiskundige afmetingen van de dingen, de
getallen dus waarin je de vorm van een moer of schoen kunt uitdrukken. Iets van
3 bij 8 bij 6 zal overal die verhoudingen kennen. Alleen wiskunde kan
objectieve wetenschap worden genoemd, de wiskundige aspecten van andere
wetenschappen natuurlijk ook, de cijfers die we gebruiken om de vormen en
gebeurtenissen in uit te drukken.
Maar als we dan zo'n vorm benoemen als schoen, fiets, bloem, elektron, lading,
kleur, huis, familie, taal, geluid, drank, maaltijd enzovoort, dan spreken we
geen objectieve waarheid meer uit, maar geven we een subjectief of in elk geval
relatief oordeel.
Dat geldt zelfs voor kleuren en dergelijke. De golflengte
van rood licht is objectief, de roodheid is echter subjectief, als muziek.
Waarom zien we de ene lengte als rood en een kortere lengte als blauw? De korte
blauwe lengte kan zelfs rood worden voor ons als we ons snel verwijderen van
die lengte .
Kleur bestaat niet objectief maar wordt eigenlijk door ons gemaakt, als we
kijken, mits we niet kleurenblind zijn. Kleur is gelegen in de relatie tussen
onze geest en de lichtgolven. Kleur is als muziek. Voor ons is een objectieve
lengte tevens een subjectieve afstand .
Dus alleen wiskunde kan objectieve wetenschap worden
genoemd, terwijl alle andere kennis relatief is, of zelfs subjectief als
het onze menselijke gebruiksartikelen betreft. En zelfs wiskunde kan relatief
worden genoemd als we er van uit gaan dat er andere werkelijkheden mogelijk
zijn met meer of minder dan de 3 ruimte-dimensies die wij kennen. Onze wiskunde
zou relatief kunnen zijn. De basis van al die verschillende wiskundes is echter
objectief, lijkt mij. Kan 3×1 ooit 4 zijn? Nee, lijkt mij.
Het is in elk geval zo dat er behalve wiskunde, en wellicht wat logica, geen
objectieve kennis bestaat. Alle andere oordelen zijn relatieve waarheden. Dat
geldt zelfs voor elektrische lading en massa en dergelijke. Zou ons licht een
andere snelheid hebben, dan zou ook lading anders zijn .
Zo'n relatief oordeel is dan desalniettemin waar in vele gevallen. Voor elk
mens op aarde is elke schoen een schoen, zelfs voor mensen zonder voeten, en
gegeven het bestaan van schroefbouten is elke moer een moer.
We spreken dan waarheden uit, maar dat zijn relatieve of subjectieve
waarheden.
Ik kom hier in hoofdstuk 8 op terug, als ik schrijf over de plaats van
waardeoordelen in de wetenschap.
II.5. Plato en zijn eeuwige ideeën, rationalisme en
empirisme
Denkbeelden over kennis en wetenschap vormen een zeer wezenlijk deel van de
Westerse filosofie en dat is ook begrijpelijk omdat we mens zijn juist door dat
extra geestelijke vermogen van ons, dat verstand, die geest, die ratio of
rede.
Hoe begrijpen we? Wat gebeurt er als we begrijpen? Wat bedoelen we met begrip
en kennen en ideeën hebben?
Dat was ook de vraag die Plato zich al stelde zo'n 400 jaar voor Christus.
Plato leefde in Athene en was een tijd- en plaatsgenoot van Aristoteles. Met
hen begint eigenlijk de geschiedenis van de Westerse filosofie.
Plato schreef over vele zaken, over staatszaken bijvoorbeeld ook, maar is in
dit verband vooral van belang vanwege zijn ideeënleer.
Plato's theorie over de oorsprong van ideeën en algemene kennis, dus ook
van wetenschap, is simpel maar ook juist te illustreren met het volgende
voorbeeld. Stel je ziet tien verschillend gevormde bloemen bloeien of in een
aquarium tien verschillend gevormde vissen zwemmen of je ziet tien verschillend
gevormde stoelen of zitmeubels staan?
Je ziet dan veelheid maar ook eenheid. Daarom ook gebruiken we soortnamen als
stoel, bloem, vis en dergelijke. Tussen al die stoelen bestaat een relatie, dat
zien we dan.
Hoe komt het dat we die eenheid in veelheid zien, de Stoel in elke stoel, de
Bloem in elke bloem, de Cirkel in elk rond ding? Dat zien van eenheid in de
veelheid, dat is wat we begrijpen noemen, zien van samenhang. Het is ook de
basis van al onze wetenschap.
Hoe zien we die eenheid, de Stoel in elke stoel? Dat was de vraag die Plato
zich stelde.
Volgens mij komt dat door ons vermogen om relaties tussen vormen te zien. In
elk ding dat duidelijk als een zitmeubel is ontworpen, herkennen we ons lichaam
in zittende houding, in elke schoen herkennen we onze voet, en daarom noemen we
elke stoel een stoel en elke schoen een schoen enzovoort. En elke bloem opent
zich voor het licht, elke vis past als gegoten in het water, elke plant wortelt
in de aarde en elke vogel drijft op de lucht, en daarom zien we eenheid in
verschillende vormen.
We zien dan dat al die verschillende vormen passen bij één
enkele andere vorm, alle menselijke gebruiksartikelen bij die ene
mensenvorm, alle verschillende bloemen bij hetzelfde licht, alle verschillende
planten bij dezelfde bodem, alle verschillende vissen in hetzelfde water
enzovoort.
Begrijpen is dus een simpel zien, van vormen die passen bij andere vormen, ook
al is de ene vorm soms wat vaag als de vorm van licht, water en lucht.
Maar hoe zag Plato dat? Blijkbaar zag hij niet zijn eigen lichaam in elke
stoel, niet het licht in elke bloem. En als je die relaties tussen vormen niet
ziet, hoe moet je dan dat begrijpen van ons verklaren?
Plato kwam met de volgende verklaring. Naast de wereld van de grijpbare en
verschillend gevormde dingen, bestaat er ook een wereld van onveranderlijke
ideeën die boven die grijpbare werkelijkheid verheven is.
Er bestaan dus twee werelden voor Plato. En de mens is een bijzonder wezen
omdat hij niet alleen met zijn lichaam en zintuigen leeft in de concrete
wereld, maar met zijn geest ook in die verheven wereld van ideeën. En in
die ideeënwereld ziet hij dan eeuwige ideeën als van de Stoel, de
Bloem, de Cirkel enzovoort.
Een mens die wordt geboren, heeft volgens Plato al die ideeën al in zijn
geest, als herinneringen uit de eeuwigheid. En als dat kind dan later een stoel
ziet of een bloem, dan komt dat oerbeeld weer bij hem boven. In tien
verschillende stoelen of bloemen herkent hij dan telkens dat zelfde oerbeeld
van de Stoel of de Bloem, aldus Plato.
Maar hoe zit het dan met die eivormige wezens op die andere planeet die niet op
onze stoelen en in onze broeken en schoenen passen?

Hoe eeuwig is dan het oerbeeld van de Broek of de Stoel? En als onze aardse
bloemen zich daar niet openen, hoe eeuwig is dan het oerbeeld van de Bloem?
Plato maakt dus van die geest van ons iets
boven-natuurlijks, een ontvangtoestel dat is afgestemd op hogere, hemelse
sferen. Plato ziet een scheiding tussen lichaam en geest, een scherpe kloof
zelfs.
En dat dualisme heeft eigenlijk tot op de dag van vandaag de hoofdrol gespeeld
in de Westerse filosofie.
We kunnen vele scholen onderscheiden in de Westerse filosofie, en of ze nu
ideeën zien als het fundament van alles, of integendeel juist materie zien
als de basis van alles, ze hebben allemaal dat object-subject dualisme gemeen.
Als een filosofie niet door dat dualisme wordt gekenmerkt, noemen we het niet
eens Westerse filosofie.
In die kijk is onze geest niet alleen gescheiden van ons lichaam, maar de mens
ook van de natuur. En dat die manier van kijken naar de werkelijkheid ook grote
praktische invloed heeft, dat zien we allen dagelijks in onze omgeving. We zijn
altijd aan het strijden met de natuur, alsof de natuur onze vijand is.
In de relationele kijk echter, is dat begrijpen van ons, het zien van een
zitmeubel in elke stoel bijvoorbeeld of een schotelantenne in elke bloem, een
volkomen natuurlijke bezigheid waar niets verhevens bij kijken komt, zodat er
ook geen kloof is tussen geest en lichaam. Geest speelt dan in de natuur.
Die eeuwige ideeën zijn ook niet nodig. Voldoende is dat we goed kunnen
kijken en zien. Dan zien we overal in de werkelijkheid vormen die verwijzen
naar andere, erbij passende, vormen. We zien relaties.
Als we dat passen van vormen bij elkaar zien, dan noemen we dat begrijpen, de
moer die op de bout past als de man bij de vrouw en het elektron om het
proton.
Begrijpen is dan letterlijk het kunnen plaatsen van dingen. Ideeën spelen
dan in de concrete werkelijkheid, als het idee van de schroefdraad dat zelfs
kan worden gevoeld.
Maar wat is dan de oorsprong van het idee van de schroefdraad of de echte
oorsprong van de elektriciteit tussen proton en elektron? Waarom zijn er
relatiepatronen mogelijk, en harmonie in die patronen? Is die echte oorzaak
niet pre-natuurlijk, vooraf gaand aan de Big Bang?
Wat het antwoord op die vraag ook moge zijn, we hebben in elk geval geen
aangeboren ideeën nodig van de schoen, de vogel, de bout, de moer, pi, 3,
½, rood, warm enzovoort. Al die ideeën huizen gewoon in de natuur
in de relaties tussen vormen, en we hoeven alleen maar te kijken, en in kaart
te brengen als we dat willen.
Aristoteles overigens, de plaats- en tijdgenoot van Plato,
moest ook niet veel hebben van die verheven ideeën van Plato. Voor hem
was de essentie van de dingen gelegen in de vorm van de dingen.
Echter hij zag die vormen als op zichzelf staande vormen, terwijl volgens mij
een enkele geïsoleerde vorm niet te begrijpen valt, niet te plaatsen. Een
schoen, stoel, bloem of vis bijvoorbeeld, zal op een planeet waar de
omstandigheden heel anders zijn dan op aarde, en waar ook de mensen heel anders
van vorm zijn, niet begrepen worden en ook geen schoen, stoel, bloem of vis
zijn.
Het draait niet om de vormen op zich, maar om het passen van vormen bij elkaar.
Het draait om de relaties, de relaties in de natuur. Die relaties in de natuur
noem ik ook de geest van de natuur en ik kom daar in deel III over de
werkelijkheid op terug. Geest speelt niet boven de natuur maar midden in de
natuur.
Overigens is die ideeënleer van Plato door latere
Westerse filosofen aanmerkelijk afgezwakt. Volgens filosofen die
rationalisten worden genoemd zijn ons niet al die duizenden concrete ideeën van Plato aangeboren, maar slechts een beperkt aantal algemene ideeën waarmee we de veelheid aan indrukken kunnen ordenen.
Men moet dan denken aan iets als wiskundige of logische kennis, kennis van
verhoudingen in ruimte en tijd. Een beetje logica is ons aangeboren volgens de
rationalisten en met die aangeboren kennis ordenen we de veelheid aan indrukken
en daarom begrijpen we.
Echter ook dat is niet nodig. We hoeven niet geboren
te worden met bijvoorbeeld de stellingen van Pythagoras al in ons hoofd omdat
die stellingen gewoon huizen in de natuur, in alle driehoeken met een rechte
hoek. Voldoende is dat we goed kijken, en dan zien we de wiskunde en de
natuurwetten in de natuur, in het passen van vormen bij elkaar en in de
harmonie in dat passen.
De natuur kent wiskundige en logische structuren, zichtbaar onder een
microscoop maar ook in onze dagelijkse omgeving. En ik herhaal, of de
mogelijkheid van die structuren nu pre-natuurlijk is of niet, het is in elk
geval een feit dat we geen enkel aangeboren idee over die structuren nodig
hebben. We hoeven alleen maar te kijken, te ont-dekken en in kaart te
brengen.
We hebben dus geen enkel aangeboren idee nodig. Het is voldoende dat we goed
kunnen kijken en dan zien dat vormen passen bij andere vormen.
Dat vonden ook de empiristen , dus dat geen enkel idee ons aangeboren is en dat alle
kennis een kwestie is van zintuiglijke indrukken, een kwestie van empirie of
ervaring. Voor empiristen is ons verstand helemaal leeg als we worden geboren,
zonder aangeboren kennis dus.
Maar ook die empiristen zagen blijkbaar niet hun eigen lijf in elke stoel en
het licht in elke bloem. Ook de empiristen zagen niet de relaties in de natuur
als bron van alle weten en wetten, en dus konden ze algemene kennis niet goed
plaatsen.
Ze wilden geen boven-natuurlijke ideeën aanvaarden, maar zagen die
ideeën ook niet in de natuur. Ze konden ideeën niet plaatsen. Daarom
ontkenden ze soms zelfs het bestaan van wetmatigheden en andere algemene
kennis; David Hume was zo'n scepticus.
Zij zagen niet ons verstand als een extra zintuig.
II.6. Ons verstand als extra zintuig
Veelal zien we een scherpe kloof tussen enerzijds onze gedachten en
anderzijds onze gevoelens. Dat onderscheid tussen denken en voelen loopt
parallel met dat tussen verstand en zintuigen. Ons verstand is rationeel,
analytisch en koel, ons gevoel is lichamelijk, zinnelijk en warm. Ons verstand
is als de kaart, onze gevoelens voelen het echte gebied. Onze gevoelens zijn
natuur, ons verstand heeft een soort bovennatuurlijk karakter.
Maar waarom begrijpen die eivormige mensen op die andere planeet niet onze
broeken, stoelen, schoenen, fietsen en bloemen? En waarom begrijpen de leden
van die primitieve mensenstam wel meteen de schoen, de broek en zelfs de
fiets?
Het is een nogal lichamelijk gebeuren eigenlijk, dat
begrijpen, een zintuiglijk gebeuren ook, een zien, een in-zien. Ons
verstand als innerlijk oog ziet dan relaties tussen vormen, passen van
vormen.
Je hoeft niet perse de schoen echt te passen om die schoen te kunnen begrijpen.
Ook op een afstand kun je dat al zien. Maar zelfs dat afstandelijke zien, is
gebaseerd op een lichamelijk ervaren. Je kent je voet, de vorm van je voet, en
daarom kan je de schoen begrijpen. En je kent je voet aan den lijve.
Begrijpen is dus op zich al een voelen, een aanvoelen in elk geval, een
lichamelijk iets dus, een zintuiglijk iets. Ook als je de bloem begrijpt, de
relatie met het licht begrijpt, is dat begrip gebaseerd op een lichamelijke
ervaring van wat licht en warmte is. We kunnen ons de reactie van de bloem
voorstellen.
Zelfs als het gaat om wiskunde, dan zegt die wiskunde ons iets omdat we een
lichaam hebben in drie dimensies, met een hoogte, een breedte, een diepte, een
gewicht en dergelijke. Zonder die ervaring aan den lijve zouden we niet veel
kunnen begrijpen van wiskundige verhoudingen.
Ons verstand is dus eigenlijk een zintuig, een extra zintuig waarmee we inzien.
Met onze gewone zintuigen zien, horen, ruiken, proeven en voelen we vormen. Met
ons verstand als extra zintuig, als meta-zintuig, zien we bovendien wat tussen
die vormen speelt, zien we de relaties in de natuur, het passen van vormen bij
elkaar.
Ons verstand is een soort innerlijk oog. Ook als we voedsel proeven of geluiden
horen, ziet ons innerlijk oog relaties tussen de vormen van de
ingrediënten of de geluidsgolven.
Ons verstand kan worden begrepen als een zintuig. Ons verstand kan op een
grijpbare manier begrepen worden, zoals ideeën begrepen kunnen worden op
een grijpbare manier.
Eigenlijk hebben we geen geest, maar kunnen alleen maar de geest van de natuur
zien, de relaties in de natuur. Meer over deze geest van de natuur in deel
III.
Dus in feite is er niet zo'n groot verschil tussen verstand en zintuigen,
denken en voelen. Het enige verschil is gelegen in het feit dat ons innerlijk
oog dieper ziet en tegelijkertijd meer omvattend. Onze gewone zintuigen zijn
als het ware gefocust op een bepaald ding (de bout bijvoorbeeld of de moer)
terwijl ons verstand een meer open en wijdere blik heeft.
Dat innerlijk oog kan desalniettemin begrepen worden op dezelfde manier als
waarop we onze gewone zintuigen begrijpen, dus op een natuurlijke en zelfs een
grijpbare manier. Begrijpen is dan altijd een zien, een in-zien, ook als het
gaat om relaties in voedsel of geluid. We zien als het ware de muziek, zien de
kwaliteit. En die relaties kunnen dan altijd vergeleken worden met die tussen
de bout en de moer. Als voedsel lekker is en muziek mooi, dan past het, klikt
het.
Misschien is het wel de tijd die we met ons verstand zien. Onze gewone zintuigen ervaren ruimte en tijd-stippen. Ons verstand ziet wat
tussen die stippen speelt, de relaties, de tijd.
II.7. Over schoonheid en kwaliteit
Volgens Plato zijn ons niet alleen ideeën als van de Bloem en de Stoel
aangeboren, maar ook ideeën als van de Schoonheid, de Gezondheid, de
Rechtvaardigheid en andere kwaliteiten.
Echter ook schoonheid en gezondheid zien we omdat we in staat zijn het passen
van vormen bij elkaar te zien. Ook schoonheid huist gewoon in de relaties in de
natuur. We zien het passen van vormen en bovendien harmonie in dat passen.
Een schoen bijvoorbeeld kan gewoon passen aan een voet, en dan is een
onderscheid tussen een linker en rechter schoen niet eens noodzakelijk. Maar
behalve gewoon maar passen, kan die schoen ook goed passen en zelfs letterlijk
als gegoten passen. En als dat het geval is, noemen we het een comfortabele
schoen en zelfs een lekkere schoen. En we zijn dan ook graag bereid die
schoenen mooi te vinden; we zullen er in elk geval aan gehecht raken.
We zien het passen van vormen bij elkaar en dan spreken we van begrip. En we
zien ook harmonie in dat bij elkaar passen van vormen, of juist disharmonie, en
dat noemen we dan gevoel, een goed gevoel of juist slecht.
Maar ook dat gevoel is gebaseerd op begrip, zoals begrijpen, van bijvoorbeeld
de schoen, al een voelen is .
Ook als een kok vormen van voedsel met elkaar heeft gecombineerd, zodat we het
lekker noemen, dan vinden we het lekker omdat we in-zien dat de
ingrediënten perfect bij elkaar passen en bij onze smaakpapillen ook. En
als je dorstig bent, past niets zo goed bij je uitgedroogde tong als een simpel
glas water. Water is dan het lekkerste wat bestaat en ook het beste en
verstandigste.
Begrijpen en voelen gaan dan samen, lekker is vaak ook gezond.
Begrijpen en voelen maken volgens mij deel uit van een glijdende schaal, met
aan de ene kant het nuchter zien van passen van vormen bij elkaar (de mens die
op de fiets past bijvoorbeeld) en aan de andere kant zien van perfecte harmonie
in dat bij elkaar passen van vormen (een gezonde mens op een mooie fiets
bijvoorbeeld).
En tussen dat nuchter begrijpen aan de ene kant en het zien van schoonheid aan
de andere kant, zien we dan comfort, veiligheid, gezondheid, degelijkheid en
andere kwaliteiten.
Alle ideeën, van kunde tot kunst, zijn dus gelegen in de natuur, in de
relaties in de natuur. En in de relaties in onze cultuur natuurlijk ook. Maar
ook onze cultuur is natuur, alles is natuur, uiteindelijk altijd een relateren
tussen protonen en elektronen. De harmonie in onze menselijke kunst is
uiteindelijk gebaseerd op de harmonie die al aanwezig is in atomen en hun
structuren.
Maar waar trekken we dan de grens tussen kunst en
wetenschap? Begrijpen is zelf al een voelen. Je begrijpt de schoen omdat
hij aan je voet past. Je begrijpt de bloem omdat hij bij het licht past. En
goed passen hoort dan bij het ding, is eigenlijk het ding. Hoe beter de schoen
of de bloem past, des te waarachtiger is het een schoen of bloem. De kwaliteit
van het ding is het ding.
Wat is dan wetenschap en wat slechts een kwestie van smaak? Welke ideeën
kunnen we wetenschappelijk waar noemen?
De wiskundige beschrijvingen van de dingen zijn natuurlijk waar, zelfs
objectief waar.
Alle andere oordelen zijn echter subjectief of minstens relatief. Een schoen is
alleen maar schoen voor een menselijk lichaam, en een bloem alleen maar bloem
in omstandigheden als op aarde.
Maar een fiets is dan wel een fiets voor elk mens en hetzelfde geldt
voor een schoen, een bloem enzovoort. We moeten het dan met elkaar eens
zijn, en daarom is het waar. We kunnen dergelijke waarheden niet ontkennen,
zoals we ook niet kunnen ontkennen dat de moer om de bout past.
Dus als we het allemaal eens (moeten) zijn, kunnen we van waarheid spreken,
inter-subjectieve waarheid.
Als het gaat om het gewoon passen van een mens op een fiets, zullen we het
allemaal eens zijn. Dus "Dat is een fiets." is dan een waarheid, zij het een
menselijke waarheid. Als een fiets veilig en sterk is, zullen we het ook eens
zijn daarover. Dus "Dat is een goede fiets." of "Dat is een gezonde mens." is
ook een waarheid, wetenschappelijk waar zelf als een en ander is getest.
De schoonheid van een fiets is echter veel meer persoonlijk.
Dus hoe meer we het eens zijn, des te meer waarheid is er. En ik herhaal,
behalve wiskundige uitspraken zijn alle uitspraken relatieve waarheden.
II.8. Waarden en wetenschap
Tot slot van dit deel II nog enkele opmerkingen van praktisch belang.
Feit is dat de wetenschap op dit moment een zeer belangrijke rol speelt in onze
mondiale maatschappij. En ik heb het dan niet alleen over de wetenschap die
bedreven wordt op universiteiten maar ook en zelfs met name over de
wetenschappers die werkzaam zijn in het bedrijfsleven.
Het is veel meer de wetenschap die het aanzien van de wereld heeft bepaald dan
de politiek. Henri Ford bijvoorbeeld verrichtte, toen hij zijn eerste T-Ford
van de lopende band deed rollen, een daad die veel meer invloed op het
wereldgebeuren zou gaan krijgen dan alle besluiten door alle politici genomen
bij elkaar.
  
Ook bijvoorbeeld het karakter van de tweede wereldoorlog is vooral bepaald
door de ontwikkelingen in de wetenschap. Zonder moderne technologie had de
tweede wereldoorlog zich beperkt tot een betrekkelijk onschuldige strijd tussen
soldaten op slagvelden.
En in de afgelopen 20 jaar heeft niets zo het aanzien van de wereld bepaald dan
de ontwikkeling van de computer of meer in het algemeen de
halfgeleider-techniek. Voordat we de computer hadden, beschikten we alleen over
machines die ons hielpen bij ons hand- en voetenwerk. Nu hebben we ook machines
die ons helpen bij onze geestelijke arbeid. Nu hebben we machines voor al onze
werkzaamheden en andere activiteiten.
Politici konden en kunnen in deze gevallen niet veel meer doen dan achter de
voldongen feiten aan lopen. Ze kunnen hooguit proberen de ontwikkelingen een
beetje in goede banen te leiden, maar zelfs dan is hun invloed gering. Vandaag
kunnen ze een mooie wet maken die ongewenste ontwikkelingen tegen gaat, over de
bescherming van de privacy op netwerken bijvoorbeeld. Maar morgen kan er een
apparaat in de winkels liggen dat al die mooie maatregelen weer met groot gemak
omzeilt.
De wetenschappers zijn dus in wezen de echte machthebbers, of hun werkgevers als Bill Gates met zijn Microsoft.
En zijn die wetenschappers zich daarvan bewust? Om de feiten zoals ik die hier
nu schets, kunnen ze niet heen, lijkt mij, en Bill Gates ziet het ook aan zijn
bankrekening waarmee hij misschien wel zijn eigen president in het Witte Huis
kan plaatsen.
Toch vinden wetenschappers over het algemeen dat ze zich waardevrij mogen en
zelfs moeten opstellen, en dat ze gedachten als over het goed of minder goed
zijn van bepaalde producten mogen en zelfs moeten over laten aan de politiek of
de filosofie. Maar zoals ik als schreef, die politici worden dan geconfronteerd
met voldongen feiten, waar niet veel meer aan te veranderen valt.
Met andere woorden, het nadenken over het goed of minder goed zijn van
ontwikkelingen in de technologie, valt nu grotendeels gewoon tussen de wal en
het schip.
Daarom vind ik dat dat nadenken over waarden, want daar gaat het hier om, al
tijdens de ontwikkeling van een product volledig aan bod dient te komen.
'Dient' schrijf ik, omdat het daarna geen zin meer heeft, omdat het daarna te
laat is. Maar er is ook een wetenschappelijke reden; zie later.
We hadden bijvoorbeeld al in de beginfase van de
ontwikkeling van de automobiel veel meer de nadruk kunnen leggen op de
openbaar vervoer functie van de auto. Dan zouden we nu een systeem van openbaar
vervoer kunnen hebben gehad, per trein maar ook gewoon over de autowegen, waar
iedereen tevreden mee was. In elk dorp een plein met daarop minibusjes die
binnen het kwartier vertrekken naar alle mogelijke bestemmingen in de buurt, en
met grotere pleinen met grotere bussen in de grotere plaatsen die ook altijd
binnen het kwartier vertrekken naar verder weg gelegen bestemmingen. Over wegen
waarop altijd ruimte is, want wegen hebben we meer dan genoeg.
Nu is het te laat. En hebben we er iets van geleerd? Nee, nog steeds laten we
alles gewoon maar gebeuren.
Maar waar het mij om gaat is het volgende, en dit is ook de wetenschappelijke
reden waarom waarden altijd de hoofdrol moeten spelen in de wetenschap.
Wetenschappers zijn bijna nooit waardevrij bezig. Alleen als men het heeft over
de wiskundige afmetingen van vormen, doet men objectieve en dus waardevrije
uitspraken. Noem je echter zo'n vorm een bloem, schoen, kachel, fiets, auto,
bril, deur, huis, drank, maaltijd enzovoort, dan geef je in wezen een
subjectief of minstens relatief waarde-oordeel.
Altijd als wetenschappers een product verzinnen, gaat het om een product dat
past bij de mens. Ze weten dat ze geen schoenen op de markt kunnen brengen die
niet passen aan mensenvoeten, geen beeldschermen waar mensen niet goed naar
kunnen kijken, geen potten jam die mensen niet lekker vinden.
Waarden spelen altijd een rol, spelen zelfs altijd de hoofdrol. En gegeven dat
feit lijkt het mij als het ware een wetenschappelijke plicht om dan ook alle
waarden al tijdens de ontwikkeling van een product door en door te doordenken.
Het passen van het ding, dat is ook het ding. Dus hoe beter het past,
des te waarachtiger is het ding.
Niet alleen het passen van een vorm bij een individueel mens dient dan volgens
mij aan bod te komen, maar ook het passen van een totaalpakket, de auto
bijvoorbeeld of de computer, bij de totale mensheid en bij de rest van de
natuur ook. En nogmaals, daarna zijn waarde-oordelen ook nogal zinloos omdat
het feit dan voldongen is.
En het is ook mogelijk. Ik bedoel, niet elk waarde-oordeel is alleen maar een
persoonlijke voorkeur. We kunnen het allemaal eens worden over kwaliteiten als
comfort, veiligheid, gezondheid, degelijkheid, duurzaamheid, toegankelijkheid
en dergelijke, niet alleen als het betreft een huis of fiets maar ook als het
gaat om een systeem van openbaar vervoer en zelfs als het gaat om de
maatschappij in zijn geheel.
Alleen de schoonheid van dingen is echt persoonlijk. En zelfs dan dragen
kwaliteiten als comfort, veiligheid, gezondheid, degelijkheid, duurzaamheid,
toegankelijkheid en dergelijke een soort inter-subjectieve schoonheid met zich
mee.
En tegen die wetenschappers die blijven vinden dat ze zich waardevrij moeten op
stellen, zeg ik dat ze dan ook eerlijk moeten zijn. Alleen wiskunde is
objectief, alleen de cijfers die we hanteren om dingen en gebeurtenissen in uit
te drukken zijn waarde-vrij.
Een echt waarde-vrije wetenschapper mag een bepaalde vorm niet een vis, bloem,
fiets, mens, school, boek, koek, taal enzovoort noemen.
Behalve wiskunde bestaat er geen waarde-vrije wetenschap. Waarde-vrije
wetenschappen anders dan wiskunde zijn helemaal leeg.
Wetenschap is altijd bezig met waarde-oordelen. Die
waarde-oordelen kunnen desalniettemin waarheden zijn, zoals de schoen die
perfect past een waarachtige schoen is.
En als de harmonie in het relatiepatroon is verstoord, dan is het ding niet
waarachtig. En in die zin kunnen we zeggen dat onze Westerse maatschappij geen
waarachtige maatschappij is. Onze leefomgeving vernietigen is even onwaarachtig
als het produceren van schoenen die niet passen.
En moeten we dan afwachten totdat dat bedrijfsleven en de wetenschappers die
daarin werkzaam zijn dat ook werkelijk gaan doen, gaan nadenken dus over alle
mogelijke waarden die een rol kunnen gaan spelen? Nee natuurlijk, want die
bedrijven dat zijn ook wij, de consumenten.
We zouden veel meer eisen kunnen gaan stellen aan de
producenten, in plaats van alles zomaar te laten gebeuren. Waarom
bijvoorbeeld, en het is maar een voorbeeld, bestaan er wel honderd
verschillende inktpatronen voor printers? Daar hebben gebruikers alleen maar
last van, omdat het de vrijheid beperkt.
We kunnen toch aan de producenten van printers, en aan alle andere producenten,
de eis voor leggen dat ze voortaan zoveel mogelijk dezelfde inwendige techniek
gaan toepassen? En ze zullen dat dan ook gaan doen, want de klant is echt
koning.
We kunnen die eis ook stellen aan de autofabrikanten. We willen verschillende
vormen wat betreft het uiterlijk van auto's, en daar is niets mis mee. Maar als
in alle middenklasse auto's precies dezelfde motor, aandrijving,
versnellingsbak, wielophanging, elektronica en dergelijke wordt gemonteerd, dan
zouden de meesten van ons dat prima vinden, het niet eens merken.
We zouden dan ook overal op aarde terecht kunnen voor reparaties en onderhoud,
en voor een veel geringere prijs ook.
Dat soort eisen kunnen we als consument gaan stellen en we zullen gehoor vinden
want de producent dat zijn we zelf.
Natuurlijk is het zo dat dit soort maatregelen, dus standaardisatie van de
inwendige techniek van al onze producten, een krimp met zich mee zal brengen
van onze economische bedrijvigheid, een grote krimp zelfs. Het zou ons werk
besparen en materiaal, brandstof, afvalproducten, transport, wegen, winkels,
garages, fabrieken, kantoren, zelfs scholen en ziekenhuizen.
Eigenlijk verspillen we op dit moment heel veel tijd in het Westen, misschien
wel de helft van het aantal uren dat we werken. We verspillen tijd aan het
produceren van overbodigheden.
Standaard inwendige techniek zou ons heel veel besparen. Zonder dat onze wereld
daardoor minder mooi wordt, want ik heb het niet over de uiterlijke vormen of
de kleuren van de dingen maar alleen maar over het inwendige waar de meesten
van ons toch niets van af weten. Standaardisatie zou zeer rationeel zijn.
En omdat de producenten dan moeten gaan samen werken, gemeenschappelijke
bouwtekeningen moeten ontwerpen, zal alle kennis dan bij elkaar komen, met als
resultaat het best mogelijke product, het voordeligste ook. Samenwerking is dan
beter dan competitie.
En het kan gemakkelijk gebeuren. We hoeven het alleen maar te willen en onze
wens tot uitdrukking te brengen. En politieke argumenten tegen standaardisatie
(verlies van werkgelegenheid bijvoorbeeld) zijn eigenlijk onwaarachtig.
Het over gebleven werk moet dan natuurlijk eerlijk tussen de mensen worden
verdeeld.
Jan Helderman
eind 1999 - begin 2000
 |